Genck, station d'artistes

In de 19de eeuw was Genk - toen nog geschreven als Genck - een uitgestrekt Kempisch boerendorp. Rond het kleine dorpscentrum lagen verschillende gehuchten, uitgestrooid te midden van weidse landschappen, zompige moerasgronden, ontelbare spiegelende vijvers en uitgestrekte heidegronden.
Vóór 1874 stopte er geen trein en was de postkoets het enige vervoermiddel om er te geraken. Maar dat weerhield kunstenaars er niet van om rond 1840 op ontdekkingstocht te gaan naar dit verdoken schildersparadijs. Op hetzelfde moment ontdekten ook geologen, entomologen, botanici en wetenschappers allerhande het ongerepte landschap.

Hôtel de la Cloche, en later Hôtel des Artistes, waren hun geliefkoosde verblijfsplaatsen.

Tussen 1840 en 1940 bezochten honderden landschapsschilders het Kempendorp. Zij maakten Genk tot een kunstenaarsdorp pur sang. In 2016 mocht Genk dan ook toetreden tot het Europees netwerk van historische kunstenaarskolonies euroArt.

De bijzondere geschiedenis van het kunstenaarsoord Genk staat centraal in de werking van het Emile Van Dorenmuseum. Naast het leven en werk van Emile Van Doren onderzoekt, verzamelt, bewaart en ontsluit het museum de band van beeldende kunstenaars met het Genkse landschap, in de periode 1840-1940 én vandaag...

De vele kunstenaars die de Limburgse Kempen op doek vereeuwigden werden aangetrokken door de poëzie van het 19de-eeuwse Genkse landschap: zijn duinen, moerassen, uitgebreide heidevlakten en horizonten. Met lede ogen zagen zij hun geliefde landschap ten prooi vallen aan de opkomende mijnindustrie aan het begin van de 20ste eeuw. Het idyllische dorpje Genk, zoals zij het kenden, zou op amper enkele tientallen jaren tijd uitgroeien tot de derde grootste industriële pool van Vlaanderen. Verschillende kunstenaars kwamen dan ook op voor het behoud van het Kempenlandschap, waaronder Emile Van Doren (1865-1949) en Armand Maclot (1877-1959), beiden lid van de Koninklijke Commissie Monumenten en Landschappen en grote pleitbezorgers van landschaps- en natuurbehoud.

Het landschap zoals de schilders het kenden is vandaag zeker niet volledig verdwenen, en dit is mede dankzij enkele visionaire kunstenaars die er de waarde van inschatten en het vereeuwigden op doek.

Vandaag worden de waardevolle heidegebieden, duinen en beekvalleien gekoesterd, maar ook de relicten van de steenkoolmijnen in dit landschap: de terrils, de schachtbokken en de tuinwijken.