#94 - Plaggenhut op de heide

De eerste landschapschilders die in de eerste helft van de negentiende eeuw het landschap in Genk ontdekten kwamen vaak vanuit Brussel in de Limburgse Kempen terecht. Het contrast tussen de nieuwbakken Belgische hoofdstad die stilaan in de greep kwam van de industriële revolutie (in 1835 maakte de eerste trein een ritje tussen Brussel en Mechelen) en de eindeloze heide en talloze spiegelende vijvers moet indrukwekkend groot geweest zijn.

Als we met hedendaagse ogen kijken naar sommige van de schilderijen die toen ontstonden is het ook voor ons moeilijk voor te stellen dat we naar een Genks landschap kijken. Zoals bij de heidelandschappen van François Roffiaen (1820-1898). Hij is een van de eerste kunstenaars die zijn schildersezel in Genk opzette. En hij bleef een trouw bezoeker van Genk die gedurende zijn leven regelmatig zou terugkeren. Zijn heidelandschappen tonen een eindeloos kaal landschap. Zo ver het oog reiken kan alleen maar heide. Het Emile Van Dorenmuseum bewaart twee heidezichten, beide gemaakt in de zomer van 1854. Roffiaen schilderde ze in open lucht, of ‘d’après nature’ zoals hij zelf noteerde op het etiket op de achterzijde. Door het plaatsen van enkele figuren, vaak een schaaps- of koeherder(in), liet hij zien dat deze desolate oorden bewoond waren.

Van zijn hand zijn ook enkele tekeningen en schilderijen bekend van een plaggenhut, die in een soort niemandsland lijkt te liggen. Als je zou zeggen dat het een zicht is op de Amerikaanse prairie zou je het ook geloven. Maar de plaggenhut lag wel degelijk ergens in de omgeving van Genk. Waar precies, weten we niet, maar iemand vertelde ooit dat er op de heide tussen Winterslag en Zonhoven tot ver in de negentiende eeuw plaggenhutten teruggevonden konden worden. Maar veel ware er niet meer, toen Roffiaen ze op doek zette.
De leefruimte van zo’n plaggenhut was vaak ingegraven in het zand. Beschutting tegen weer en wind werd geboden door heideplaggen, die tegen een houten staketsel bevestigd waren. Beschutting is in deze een groot woord want in de wintermaanden moet het er ijs- en ijskoud geweest zijn en in de zomermaanden, wanneer de zon overuren draaide, onhoudbaar heet. De wind had het hele jaar vrij spel op de uitgestrekte heide en beukte voortdurend tegen de woning op, die soms kon genieten van de schrale schaduw van een eenzame berkenboom Vermoedelijk waren deze hutten niet permanent bewoond, maar werden ze gebruikt als tijdelijk onderkomen, misschien voor een herder of turfsteker.
Het lijkt een andere wereld, nu.