#90 - Etsers in Genk

Schilderijen, tekeningen en foto’s zijn er van het Genkse landschap onnoemelijk veel gemaakt. Maar kunstenaars drukten zich ook in andere media uit. Zo bewaart de collectie van het Emile Van Dorenmuseum enkele etsen, een techniek die zich niet echt leent voor het gebruik in open lucht. Er zijn dan ook niet zoveel kunstenaars van het station d’artistes Genk die als etser actief waren.

De bekendste Limburgse etser uit deze periode is misschien wel Oscar Bronckaers (1899-1977), die onder andere een map met etsen uitgaf geïnspireerd door de mijnindustrie (getiteld De Zwarte Kempen) en door Openluchtmuseum Bokrijk. Bronckaers kreeg de techniek onder de knie dankzij Dirk Baksteen, een meester in de etstechniek. Vele etsers, waaronder Baksteen, lieten hun werk afdrukken bij Jos Van Hoof (1889-1937). Van Hoof etste zelf ook, en maakte (minstens?) twee etsen in Genk, met de titel ‘Le bouleaux’ en ‘Les marais’. Van deze laatste zijn enkele afdrukken in publieke collecties bewaard, waarvan één in deze van het Emile Van Dorenmuseum.

Ook Armand Maclot (1877-1956) heeft verschillende etsen gemaakt. In april 1906 maakte het tijdschrift L’Art Moderne melding van de oprichting van de kunstkring ‘Etsers’ met als leden onder andere Aloïs De Laet, René Bosiers, Edmond Van Offel, Felix Gogo, Jan Claessens, Isidore Opsomer, Marten van der Loo en Maclot. Verdere gegevens zijn niet bekend, maar het lidmaatschap van Maclot toont zijn interesse in de etstechniek. Toch is het aantal etsen binnen zijn oeuvre, voor zover we weten, relatief beperkt. Zo bewaart het Museum Plantin-Moretus in Antwerpen de enig bekende afdruk van een ets waarop een oude (Kempische?) dame afgebeeld staat. De vzw Vrienden van de School van Tervuren heeft een portret van postbode Louis Istas uit 1907 in bezit, en er zijn twee geëtste landschappen bekend van Maclot: een zicht op de Wolvenweg in Tervuren en van een hoeve in Zutendaal. Hiervan bewaren wij nummer 51 van in totaal 100 afdrukken die hij van deze ets maakte en signeerde.

Een ets wordt gemaakt op een koperen of zinken plaat, waarin een tekening gekrast wordt. Na een aantal procedés, waarin de plaat onder andere in een bad met zuren gedompeld wordt, wrijft men de plaat in met inkt. De inkt nestelt zich in de gekraste lijnen en wordt vervolgens onder een drukpers op papier gedrukt. Een etsplaat laat dan ook toe meerdere afdrukken te maken van eenzelfde beeld. Deze druktechniek betekent dat de etser zijn tekening gespiegeld moet inkrassen, zodat de afdruk het beeld toont zoals het zich in realiteit voordoet. En om dat onder de knie te krijgen, is het zoals met vele zaken: oefening baart kunst.
Dat illustreert een ets van Ludovic Janssen (1888-1954), waarop enkele kerkgangers aan de Sint-Martinuskerk in het dorpscentrum van Genk afgebeeld staan. Links op de ets zie je de zogenaamde ‘Trepkes’ liggen, maar in werkelijkheid zou dit pand rechts afgebeeld moeten staan. Ook in de signatuur die Janssen aanbracht in de etsplaat zelf zie je dat hij worstelde met deze spiegeling. Kijk maar eens goed naar de laatste letters van zijn familienaam.

Ook na de Tweede Wereldoorlog, in de nadagen van de kunstenaarskolonie in Genk, zijn er nog enkele kunstenaars die de inspiratie in het Genkse landschap uitdrukten in etsen. Van twee van hen kennen we enkele etsen van het Genkse landschap. De eerste wordt bewaard in privébezit en toont een typisch Kempisch landschap aan de oever van een vijver. De plaatsnaam ‘Genck’ staat duidelijk leesbaar genoteerd naast de datum: maart 1948. Opvallend is het gebruik van de oude spelwijze van de naam Genk, die al sinds de jaren dertig zonder -ck geschreven werd. De ets zelf heeft rechtsonder het monogram LB en is ook in potlood ondertekend. Wij lezen deze signatuur als Leon Bertrand, maar wie achter deze naam schuil gaat weten we niet. De maker ervan droeg in ieder geval de ets op aan Madame Vve. Van Berwaer, die tot na de Tweede Wereldoorlog in villa Les Abeilles te Genk woonde. Enkele jaren geleden ontvingen we een schenking van enkele een aantal etsafdrukken van Jos Buntinx (1920-2015), waarin de vijvers van Bokrijk en vooral Natuurreservaat 'De Maten' de hoofdrol opnemen.