#86 - Gezonde lucht en heilzaam water

Een zanderig pad met enkele berkenbomen aan de ene kant, een groene berm in bloei aan de andere kant, en aan de horizon een golvende, met heide begroeide helling met een eenzaam Kempisch boerderijtje onder een grijs-blauwe hemel, ergens in Genk: dat is wat de Brusselse kunstenaar Léon Houyoux (1856-1940) in 1881 zag en schilderde. Het schilderij bevindt zich, dankzij een schenking enkele jaren geleden, in de collectie van het Emile Van Dorenmuseum. Waar het werk precies geschilderd is, weten we niet zeker – we vermoeden ergens in de omgeving van de Kuilen en Winterslag - maar dat het een interessante geschiedenis verhaalt weten we wel.

Op zoek naar verdere informatie over de maker, ontdekten we namelijk de ware reden voor zijn verblijf. Niet het inspirerende landschap had hem in 1881 op weg gezet naar Genk, wel de heilzame lucht.

“Hoe heerlijk is er de lucht, gefilterd door de duizenden heidetakjes, lekker doorgeurd met hars en terpentijn uit de bosschen die de voorziende gemeente en de nijverige Genkenaar tot verslaan der heide hebben aangelegd.”

In een biografische tekst lezen we namelijk dat Houyoux in 1880 verschillende maanden in Genk verbleef om te herstellen van tyfus. En hij vulde er zijn tijd met schilderen en tekenen.

De heilzame lucht die door de Genkse dennenbossen waaide, was in de late negentiende eeuw genoegzaam bekend, zozeer zelfs dat in 1893 in Bokrijk een Kneippcentrum zijn deuren opende. Het centrum werd ingericht in een gebied dat voorheen ingenomen was door heidegronden, maar ook door een zandgroeve, ajuin- en preikwekerij en aspergeplantage, in de omgeving waar vandaag het Sint-Jozefsinstituut gevestigd is. Hier was namelijk “overvloed aan reine lucht, aan helder water en stille vrede”, zo lezen we in Het Belang van Limburg van 5 maart 1892.

In navolging van priester en natuurkundige Sebastian Kneipp (1821-1897) werden in de gebouwen die ooit behoorde tot de zandfabriek het ‘Waterkundig Gesticht Kneipp Bockryck’ opgericht. Kneipp had, na zelf jarenlang longpatiënt geweest te zijn, een waterkuur uitgewerkt. Naast de heilzame werking van kruiden promootte hij de heilzame kracht van water, lucht en zon. Baden en waden in koud water behoorden tot de door hem uitgewerkte Kneippkuur. Zijn werkwijze zou de kern uitmaken van het Waterkundig Gesticht Kneipp waar “het zoo zuivere water van den Stiemer zeker ten voordeeligste (zal) werken op de gezondheid van al degene die eene Kneipp-kuur willen beproeven”.

Om het succes van de nieuwe instelling te garanderen werd zelfs een nieuwe halte voorzien op de spoorlijn Hasselt-Maaseik. Een journalist van de Gazet van Lier kwam in de zomer van 1894 op verkenning naar het nieuwe instituut en zag dat het goed was.

“Tusschen twee heldere vijvers en eene jonge eiken dreef trekken wij hier op af. Wat ons bijzonder, bij ’t afstappen (van de trein) opmerkenswaardig voorkwam – na de afmattende hitte in den trein – was de frissche, geurige lucht, die ons tegenwoei. Het was inderdaad of wij ons aan het strand hadden bevonden, maar hier was de lucht veel aangenamer en als gebalsemd (…) Maar ook welke vlakte, welke uitgestrektheid, welke heerlijke vijvers daar verder van helder, vlietend bronwater. Welk feest voor de longen! (…)
Weldra zijn wij aan het park, en door eene lange zanddreef, langs een kanaal van eene drietal honderd meters, speciaal voor de barvoetsloopers gegraven, wandelen wij naar de inrichting zelve.”

Het kuuroord werd van heinde en ver bezocht, maar bleef slechts kortstondig open en werd al snel omgevormd tot het Sanatorium van Bokrijk, opengehouden door de Zwartzusters die ook al bij het Kneippcentrum betrokken waren. Het sanatorium legde zich voornamelijk toe op longpatiënten en teringlijders via een nieuwe methode die in 1896 beproefd werd. Naast de hydrotherapie werd de wijde omgeving perfect geacht voor aërotherapie. Er konden tot zestig patiënten verpleegd worden. Zoals te zien op historische postkaarten was een uitgestrekt domein, met park, vijvers, kanalen om blootsvoets door te waden, ijskelders en een grote wintertuin. In 1908 kwam ook een einde aan het sanatorium en namen de Broeders van de Christelijke Scholen het domein over en stichtten er een noviciaat en rusthuis.

De sluiting van het Sanatorium betekende uiteraard niet dat de gezonde lucht niet langer doorheen de Genkse bossen en over de heide woei. Dit zien we onder andere bevestigd in een brief van de weinig bekende, en jong overleden schrijfster Cécile Gilson (1880-1923), geschreven in januari 1923. Hierin lezen we waarom ze in Genk beland was:

“J’ai essayé d’un changement d’air, pour me retaper.”
(In de hoop te genezen, heb ik andere lucht geprobeerd)

Maar helaas: niet lang daarna overleed ze. En de brief waaruit we citeren, geschreven vanuit haar kamer in Hôtel des Artistes, was haar laatste.