Wie doorheen de kunstgeschiedenis van Genk wandelt en alle schilderijen, tekeningen, postkaarten en fotos bekijkt, ziet hoe zeer het landschap er op amper een eeuw tijd drastisch veranderde. En toch, vaak kan je nog een fragment, een stukje terugvinden waar dit verleden ook vandaag nog zichtbaar is, ergens in Genk of anders wel elders in de Limburgse Kempen. Maar soms is het heel moeilijk voor te stellen dat een schilderij in Genk ontstaan is. Zoals bijvoorbeeld bij het schilderij Les Cicognes van Louis Dubois (1830-1880) dat in de collectie van de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten in Brussel bewaard wordt.
We moeten beginnen met te bekennen dat we niet met volle 100% overtuiging kunnen poneren dat dit weidse, nogal sombere landschap met ooievaars een Genks tafereel toont. En toch durven we stellig beweren dat het zo is. Tal van aanwijzingen, maar het harde bewijs ontbreekt nog.
Het werk ontstond in 1858, zo verraadt de datum die Dubois noteerde in de linkerbenedenhoek van het monumentale doek. Ook schreef hij er Bruxelles bij. Dit lijkt te pleiten tegen een toeschrijving aan Genk. Maar Brussel is wel degelijk de plek waar het werk zelf ontstond, namelijk het Brusselse atelier van Dubois. Het onderwerp zelf, zo pleiten wij, is wel degelijk Genk. In 1859 stelde Dubois namelijk een werk tentoon op het Salon van Parijs met de titel Les Cigognes dans les marais de la Campine Limbourgeoise. Mogelijk is dit het werk dat we nu voor ogen hebben. En als dat niet zo is, dan weten we in ieder geval dat hij ooievaars in de omgeving van Genk geschilderd heeft, want de titel brengt ons al een stuk dichter bij huis: de Limburgse Kempen.
Van Dubois kennen we heel wat werken die verwijzen naar de Kempen, maar ook specifiek naar Genk. De titels verraden een voorliefde voor de moerassen en vijvers, naast ook enkele Genkse interieurzichten van zijn hand.
Dubois was dus zonder twijfel een regelmatig bezoeker van het station dartistes Genk, samen ook met andere kunstenaars, veelal leden van de Société Libre des Beaux-Arts. En wanneer er dan Limburgse Kempen in de titel van een schilderij van zijn hand staat, is de kans reëel dat dit verwijst naar Genk of in ieder geval de onmiddellijke omgeving.
Maar we horen je denken: Dubois mag dan al in Genk geweest zijn en inderdaad, het landschap waarin de ooievaars afgebeeld staan lijkt zeker Kempisch maar dan blijven we nog zitten met het centrale thema van het schilderij: de ooievaars. Die kwamen toch nooit voor in Genk, of wel?
Ook voor die heel terechte vraag kunnen we het bewijs en zelfs meerdere aandragen.
In 1902 schreef priester-dichter Jan-Mathijs Winters, onder het pseudoniem Gangista, een bijdrage in het tijdschrift t Daghet in den Oosten over een Genkse herder, scheper Jannes die hij in zijn jonge jaren gekend had. Hij beschreef in deze poëtische tekst ook het Kempische landschap waarin de herder dag in, dag uit vertoefde.
De heide met haar grachten en grebben, vennen en broeken, poelen en plassen, vijvers en peelen, kolken en waloren. Ei, de vogels: distelvink en heidekneuter, snep en eenden, reiger, gans en OOIEVAAR, kievit en koliet! – ei, die vliegers en die kruipers: nijverige bijkes, dommelende hommel, pepel, springer, snijderjan, krekel, puid en hagedis! – ei, die visschen: paling, baars en snoek, lepper, lauw en karp! – ei die kruiden: aar- en kroon- en hommelhei, schom en ijzerkruid, pomperoos, bies en lisch en kolfriet!
Voor wie zelfs deze getuigenis van een priester in twijfel trekt, voeren we een tweede bewijs aan. En in dit geval opnieuw een schilderij, gemaakt door Jules Raeymaekers (1833-1904). Het werk draagt de titel Marais de Genck en werd tentoongesteld in 1872 bij de Cercle Artistique et Littéraire in Brussel. We hebben het schilderij, helaas, nog nooit in levende lijve gezien, maar kennen wel enkele beschrijvingen uit de pers. Daar wordt het omschreven als een un grand et poétique effet de soleil. De krant LEcho du Parlement beschreef het werk uitvoerig en prees het bijzonder geslaagde lichteffect dat Raeymaekers in zijn schilderij wist vast te leggen, waarin de ooievaars (en we vertalen hier letterlijk les cicognes) zich voortbewegen in trefzeker geschilderd, warm-zomerse atmosfeer.
Over de aanwezigheid van ooievaars in het negentiende-eeuwse Genk hoeft dan ook geen twijfel te bestaan. Niet alleen Dubois zag ze er vliegen, ook Winters en Raeymaekers deden dat.
Hebben we jullie al kunnen overtuigen dat dit tafereel weleens op Genk geïnspireerd zou kunnen zijn ? Het antwoord doet er eigenlijk niet zoveel toe en is misschien wel bijzaak, want Les Cigognes van Dubois is en blijft een meesterwerk. Het schilderij wordt algemeen beschouwd als een sleutelwerk in het Belgische realisme en neemt daarom een prominente plek op binnen de vaste opstelling van de Musea voor Schone Kunsten in Brussel gewijd aan het fin-de-siècle. Dubois was een van de belangrijkste Belgische vertegenwoordigers van het realisme, geïnspireerd en beïnvloed door onder andere de Franse grootmeester Gustave Courbet. Door de melancholische nogal sombere sfeerschepping heeft het werk zeker de karakteristieken van een realistisch schilderij dat in open lucht ontstond. Maar het voelt ook verrassend hedendaags aan en is, alleen al door de monumentale afmetingen, zeker in het atelier ontstaan. De plaatsing van de ooievaars is duidelijk georkestreerd door de kunstenaar, vermoedelijk geïnspireerd door schetsen en tekeningen die en plein air ontstaan zijn. En die, zo pleiten wij hier, zijn in de Limburgse Kempen, in Genk gemaakt.
Dubois creëert in zijn groots werk een weidse horizon en diepte, waarin de ooievaars scherp afgetekend staan, in een afgemeten ritme en doordachte houding. Hierdoor krijgen de vogels iets verfijnds, iets majestueus, zelfs iets menselijks. Het lijkt haast alsof Dubois verschillende portretstudies van de ooievaar samenbracht, waardoor de vogel van rechts naar links door het doek lijkt te bewegen, als een model op een catwalk, zichzelf tonend aan het publiek in wisselende poses en vanuit andere hoeken.
Uiteindelijk, in een nieuwe eeuw zou de ooievaar verdwijnen uit het Genkse landschap. Dit zien we ook bevestigd in een klein artikeltje uit het Sint-Truidens weekblad van 1 september 1934.
Verleden Donderdagmorgen werd op den Hasseltschen weg te Genck, een zeldzame vangst gedaan. Op de eene plaats, Wickstraat, werd een ooievaar opgemerkt, doch spijtig de vogel heeft er het leven bij moeten inschieten, terwijl op de Heiweyerstraat, bij den genaamden H. B. de andere ooievaar op het dak der woning zat. Deze vogel scheen erg vermoeid te zijn. Hij droeg in de vleugels den naam «Albanië»; hij heeft zich laten vangen en schijnt zich in zijn nieuw tehuis goed te schikken."
De ooievaar was tegen de tijd dat dit artikeltje verscheen een grote zeldzaamheid geworden in heel Limburg. Maar onder andere in Neeroeteren is de ooievaar sinds een tijd terug thuis en wie weet zoekt hij ook ooit de Genkse moerassen weer op. Wie weet.