#79 - Op spinnenjacht

Zijn ze je ooit opgevallen, de dansende insecten tegen de brug aan de Hoogzij? Deze brug verbindt het Heempark met Cosmodrome - Kattevennen, maar vormt tegelijkertijd een bruuske onderbreking van de groene strook die beide parken samen vormen. In 2014 nam de Britse kunstenaar Nils Norman in het kader van het project De Unie Hasselt-Genk de betonnen wanden van de brug onder handen. Door de binnenwanden te beschilderen wilde Norman de verbinding versterken. Hij deed dit met een collage van tekeningen, geïnspireerd op de illustraties van de landschapsschilder en arachnoloog Léon Becker (1826-1909). Het werk kreeg dan ook de titel PICTURESQUE SKETCHES: AFTER LÉON BECKER.

Schilder van landschappen en genretaferelen, arachnoloog en natuurwetenschapper, schrijver en illustrator van kinderboeken: Léon Becker was van vele markten thuis. Maar zijn bekendheid vandaag is toch vooral te danken aan zijn natuurwetenschappelijke werk en in het bijzonder het standaardwerk over Belgische spinnen dat hij in 1896 publiceerde. Hij stond in voor het onderzoek, de tekst én de illustraties.

Het Emile Van Dorenmuseum bewaart twee schilderijen van zijn hand – een landschap met een watermolen en een moeraszicht in Langerlo. Het is mooi te denken dat Becker, terwijl hij deze werken maakte, ook op spinnenjacht ging. Want, zoals we ook weten van een aantal andere landschapschilders zoals Willem Roelofs en François Roffiaen, combineerde Becker zijn artistieke praktijk met natuurwetenschappelijk veldwerk. Terwijl, bij wijze van spreken, de verf op zijn doek droogde, ging hij op onderzoek uit. En zo ook in Genk.

In zijn boek ‘Les arachnides de Belgique’ staat Genk regelmatig opgenomen als vindplaats voor tal van spinnensoorten. Becker beschreef in dit boek ook voor het eerst een lentevuurspin teruggevonden op Belgische bodem. En de enige vindplaats tot dan toe was op de Genkse heide. Dit bijzondere spinnetje, dat met zijn rode achterlijf met zwarte stippen aan het lieveheersbeestje doet denken, was de droomvondst voor Belgische arachnologen. Ze was zo moeilijk vindbaar dat ze de bijnaam ‘het Monster van Loch Ness’ onder de Belgische spinnen toebedeeld kreeg. Sinds de beschrijving door Becker in 1896 was men zo mogelijk nog meer gebrand deze zeldzaamheid terug te vinden. De lentevuurspin werd nog enkele keren gesignaleerd, maar nooit werd het harde bewijs geleverd. Tot in 2009, toen een volwassen mannetje (die het kleurrijke achterlijf hebben) in Lommel teruggevonden werd. Een grootscheepse zoekactie werd ingericht en verschillende kolonies van de lentevuurspin konden teruggevonden worden, zowel in de directe omgeving als wat verder weg over de Nederlandse grens. Interessant is dat samen met de herontdekking van de lentevuurspin op Belgische bodem een nieuwe soort aan de Belgische fauna toegevoegd kon worden met de vuurspindoder die datzelfde jaar eveneens in Lommel teruggevonden werd.

Becker had een grote passie voor de natuur en was lid van enkele natuurwetenschappelijke genootschappen. Ook was hij verbonden aan het Museum voor Natuurwetenschappen in Brussel, voor wie hij in 1884 een schilderij maakte van de opbouw van het skelet van een iguanodon, dat sinds jaren deel uitmaakt van hun vaste opstelling.
Tijdens één van de vergaderingen (deze van 6 juli 1878) van de Sociéte entomologique de Belgique gaf Becker een lezing met de titel De l’amour maternel chez l’araignée. Hierin stak hij vol vuur een warm pleidooi af ten voordele van de spinnen die door de meesten bij de eerste aanblik zonder medelijden platgetrapt werden. Niet alleen hun nuttigheid in het verdelgen van vervelende muggen, het insectvrijhouden van plantages en het beschermen van voedsel in onze kelders haalde hij aan ter verdediging van het verguisde beestje, dat bij de meeste mensen alleen maar afkeer oproept. Maar waar mensen niet bij stilstaan, zo ging Becker verder, is de bijzondere moederliefde van verschillende spinnensoorten. Vervolgens beschreef hij dit ouderlijk gedrag in bevlogen, poëtische bewoordingen, die getuigen van langdurige observaties van het leven van de spinnen.

Zijn bevlogenheid en passie voor de natuur probeerde Becker ook over te brengen op de jongere generatie. In zijn boeken en illustraties kreeg de insectenwereld ook een hoofdrol en dichtte hij ze tal van (goede en slechte) menselijke eigenschappen toe, zoals je ook kan zien op de insecten op de brug aan het Heempark. ‘Mémoires d’une lycose’ (1885), door Becker geschreven en geïllustreerd, verhaalt de avonturen van een wolfspin en in ‘Les clients d’un vieux poirier. Le Monde des insectes’ (1878) met een tekst van Ernest Van Bruyssel komt een hele insectenwereld tot leven in de dromen van een man die onder een oude perelaar in slaap valt. Met ‘Les êtres méconnus. Etude sur l’airaignée’ uit 1881 deed Becker een poging om ook de jongeren warm te maken voor de studie van spinnen. Vergelijkbaar is het werk, geschreven door van Bruyssel en geïllustreerd door Becker, ‘Historie d’un aquarium et ses habitants’, waarmee ze jongeren wilden aanzetten tot het houden van een aquarium.
Ook gaf Becker enkele ABC-boekjes uit, zoals ‘Alphabet des insectes’ in 1883. En uiteraard nam de getalenteerde duizendpoot die Becker bij de letter -a zowel “araignée” (spin) als “artiste” (kunstenaar) op in zijn woordenlijst.