#68 - Omringd door schoonheid

De jonge Emile Van Doren (1865-1949) maakte als jonge kunstenaar, net afgestudeerd aan de Académie des Beaux-Arts van zijn geboortestad Brussel, een vliegende start. Hij kreeg lovende kritieken in de kunstpers, enkele werken van hem belandden in publieke collecties en de verkoop liep goed. Al in 1892 kocht koning Leopold II een werk van hem, wat het begin zou zijn van een jarenlange connectie met de Belgische koninklijke familie. Emile Van Doren had zijn plek in de kunstwereld gevonden.
Het orgelpunt van deze succesvolle start als landschapsschilder was zonder meer zijn betrokkenheid bij de oprichting van de Société royale des Beaux-Arts in 1893. Hij was één van de 49 kunstenaars die de oprichtingsstatuten mee ondertekende.

Ook al heeft hij nooit een vooraanstaande rol in de vereniging opgenomen – hij was bijvoorbeeld nooit lid van het tentoonstellingscomité - de betrokkenheid van Emile Van Doren bij de oprichting van deze vereniging kan op zijn minst bijzonder genoemd worden. De overgrote meerderheid van de stichtende leden hadden een grote staat van dienst, en behoren vandaag tot de bekendste kunstenaars – veelal met Brusselse roots - van de negentiende eeuw. Bovendien was Van Doren, samen met Victor Gilsoul, die twee jaar jonger was, de enige twintiger in het gezelschap. De jongere generatie werd nog vertegenwoordigd door schilders als Fernand Khnopff en Léon Frederic en beeldhouwers Jules Lagae en Jef Lambeaux. Deze laatste was ondertussen al de veertig gepasseerd. Onder de stichtende leden tellen we verschillende plein-airschilders waarnaar Emile Van Doren zeker opgekeken moet hebben: Alphonse Asselbergs, Euphrosine Beernaert, Joseph Coosemans, Franz Courtens, Franz Binjé en Isidore Verheyden. Ook zijn voormalige professor aan de Académie Jean Portaels was bij de stichtende leden. De meeste onder hen zijn ook geen onbekenden van kunstenaarsoord Genk.

Het feit dat Emile Van Doren als één van de stichtende leden van deze vereniging optrad, illustreert volgens ons zeker ook dat hij zich als kunstenaar identificeerde met zijn voorgangers, en niet onmiddellijk de ambitie had een nieuwlichter te zijn. Bovendien was het voor de jonge slagerszoon zeker ook een erkenning die hem niet onberoerd liet. Hij was er namelijk in korte tijd in geslaagd opgenomen te worden in de middens van die kunstenaars die hij bewonderde, en bovendien was hij, een eerste keer, in aanraking gekomen met de koninklijke familie, zowel via de aankoop van een werk, als met deze vereniging, die onder de bescherming van de koning opgericht werd.

Het ging Emile Van Doren dan ook financieel goed voor de wind, waardoor hij zich kon omringen met mooie spullen. Hij hield van antiek en kocht ook verschillende beeldhouwwerken aan. Zo bewaren we vandaag nog gipsen versies van “De kus” van Jef Lambeaux en “De buildrager” van Constant Meunier.


Ook hield hij erg aan een gipsen afgietsel van “Buste van een prinses” uit ca. 1468 van renaissance-beeldhouwer Francesco Laurana. Het origineel wordt bewaard in het Louvre in Parijs. Een kleine versie van deze mooie buste zien we terug op een postkaart met een interieurzicht in Hôtel des Artistes, op de secretaire. Emile Van Doren bewaarde nog een tweede, groter exemplaar van dit beeld, dat aan het einde van de negentiende eeuw in artistieke milieus erg geliefd was. We vragen ons af of hij dit grotere exemplaar misschien van de buren, de Brusselse familie Van den Borren-Rolin kreeg. Op enkele foto’s, en ook in een kleine potloodschets van Henriette Rolin-Lagrange zien we dit beeld namelijk staan op de schoorsteenmantel van het kleine huis tussen de bomen waar ze de familie Rolin elke zomer hun vakanties doorbrachten. Volgens sommigen lijkt deze prinses ook treffend op Cidonie Raikem, de echtgenote van Emile Van Doren. En misschien is dat wel de reden waarom hij ook twee evenbeelden in plaaster van haar bewaarde.