#63 - Oud en nieuw

De eerste landschapschilders in de Limburgse Kempen ontdekten een haast onwezenlijk kaal landschap met uitgestrekte vlaktes heide, heide, heide, zover het oog reiken kon. Daar kwam in de loop van de negentiende eeuw stilaan verandering in. De heidecultuur was over zijn hoogtepunt heen. Er werden massaal dennenbossen aangeplant, onder andere gestimuleerd door de zogenaamde wet op de woeste gronden uit 1847 die gemeentes verplichtte de arme zandgronden te ontwikkelen.

De grootste verandering echter kwam er met de ontdekking van de steenkool. Als snel kwam er een ware kolenrush op gang en werden zeven concessies toegekend. Aan de oude Kempen werd een nieuw hoofdstuk toegevoegd: dat van de steenkoolmijnen. Kunstenaars als Emile Van Doren negeerden dit nieuwe verhaal volkomen en in zijn schilderijen zie je geen enkel spoor van deze nieuwe realiteit. En hij was zeker niet alleen. Vele landschapsschilders zoomden net in op het Kempische landschap en leven en probeerden vast te leggen wat dreigde verloren te gaan.
Maar er waren ook kunstenaars die wel inspiratie vonden in deze nieuwe realiteit en het industriële landschap een plek gaven in hun werk, zoals landschapschilder Jos Tysmans (1893-1974), wiens leven en werk door Stichting Jos Tysmans in leven gehouden wordt.

Van Jos Tysmans voegden we recent een werk aan de collectie van het Emile Van Dorenmuseum toe. Het draagt de titel ‘Het oude huis aan de mijn’. Geboren en getogen in Hemiksem belandde Tysmans na de Eerste Wereldoorlog in Sint-Truiden, om uiteindelijk vanaf 1953 in de Limburgse Kempen, in Houthalen te gaan wonen. Daar vond hij zowel inspiratie in het typisch Kempische landschap, maar ook de mijn van zijn nieuwe thuis heeft hij meerdere malen geschilderd.
In ‘Het oude huis met mijn’ brengt hij beide aspecten van de Kempen samen. We zien een typisch Kempische hoeve, met aan de horizon de terril en schachtbokken van de steenkoolmijn van Houthalen. Oud en nieuw samen in dialoog.

Ook van de andere mijnzetels kennen we schilderijen en foto’s waarin zo’n boeiende dialoog opgevoerd wordt. Zoals de drie postkaarten die we bewaren in de collectie van het Emile Van Dorenmuseum, waar de toen nog gloednieuwe tuinwijk van Waterschei in beeld gebracht wordt met een relict van de oude Kempen. Deze drie postkaarten kunnen we dankzij de herkenbare citéhuizen duidelijk plaatsen op de Dennenstraat in Waterschei, die de Stalenstraat verbindt met Casino Modern, waar vandaag Flacc Workplace Visual Artists onderdak vindt. Aan de ene zijde van de straat zijn de nieuw gebouwde huizen voor de steenkoolmijn van Waterschei, naar een ontwerp van architect Gaston Voutquenne klaar. Aan de overzijde van de weg staat nog een oude, lemen boerderij, een overblijfsel van het Kempische Genck.

Uit de eerste postkaart, met opschrift ‘Genck – Kleine boerderij’ kunnen we vermoedelijk afleiden, door de vrouwenfiguur die poseert voor de hoeve, dat het met leem bekleedde huis met rieten dak nog steeds bewoond is. Rechts, een beetje verdoken achter de bomen zie je de nieuwe buur, een citéwoning op de Dennenstraat. Op een volgende postkaart (‘Coin à Genck – Waterschei’) is deze citéwoning al veel beter zichtbaar. Opvallend is dat er in de titel van de postkaart niet rechtstreeks verwezen wordt naar de steenkoolmijn. Op basis van de titel verwacht je een pittoresk hoekje in Genk te zien, en ook niet meer dan dat. Het citéhuis is verrassend. Het opschrift van de derde postkaart laat er echter geen twijfel over bestaan. Met de woorden ‘Le passé et le présent’ geven ze duidelijk aan dat het ene deel van het beeld tot het verleden behoort. De hoeve zal uiteindelijk ook verdwijnen, waarna aan ook aan deze kant de Dennenstraat verder uitgebreid wordt. De rechterzijde van de foto toont de nieuwe realiteit die Waterschei, en ook heel Genk en de volledige mijnstreek, compleet zal transformeren. Maar beide delen zijn nog steeds deel van de Genkse realiteit. De citéhuizen in de Dennenstraat staan er nog altijd en voor een oude, Kempische hoeve kan je enkele kilometers verderop terecht in Openluchtmuseum Bokrijk.