#54 - Grote doeken, kleine paneeltjes

Een van de vroegste bezoekers van het kunstenaarsoord Genk is Brusselaar Edmond de Schampheleer (1824-1899). Het oudste, harde bewijs van zijn aanwezigheid in Genk brengt ons naar 1853, het jaar waarin hij het werk ‘Marais à Genck’ schilderde. Dit werk werd een eeuw later, in 1960, verkocht in de Brusselse Galerie Themis, waar wij het spoor naar dit werk verliezen.

Henri van Neuss, jarenlang stadssecretaris van Hasselt en later rijksarchivaris voor Limburg, vernoemde de Schampheleer in 1889 ook in enkele zinnen die hij wijdde aan de landschapschilders in Genk. Hij schreef:

Het artistieke verhaal van Genk bestaat niet langer dan vijftig jaar. Het is rond 1848-1850 dat enkele kunstenaars van Brussel, de Schampheleer, Roffiaen en anderen, er begonnen te schilderen, maar de kolonie groeide met elke nieuwe zomer.
("Genck artistique n’existait pas il y a cinquante ans. Ce n’est que vers 1848 à 1850 que quelques artistes de Bruxelles, de Schampheleer, Roffiaen et d’autres, ont commencé à y peindre, mais la colonie fut plus nombreuses à chaques renouvellement d’été.")

Het is interessant dat van Neuss hier Roffiaen en de Schampheleer vernoemt. Op het moment dat ergens in de jaren 1840 de eerste landschapschilders in Genk arriveerden was van Neuss nog een tiener (hij is geboren in 1835). Hij zal het dus waarschijnlijk ‘van horen zeggen’ hebben. En laten het nu net Roffiaen en de Schampheleer zijn die we al in deze vroege jaren van het kunstenaarsoord in Genk kunnen plaatsen, maar ook veertig jaar later nog regelmatig in Genk zien opduiken. Zij behoorden tot de meest trouwe bezoekers van Genk, en keerden regelmatig terug, ook later in hun artistieke loopbaan. En het is daarmee zeker mogelijk dat van Neuss beide kunstenaars persoonlijk kende en ontmoet had tijdens een van hun bezoeken aan de Limburgse Kempen.

Van Edmond de Schampheleer bewaren we in de collectie van het Emile Van Dorenmuseum enkele mooie voorbeelden van zijn inspiratietochten naar Genk. Twee kleine paneeltjes, eentje uit 1887, het andere uit 1889, zijn net even groot: 22,5 x 38 cm. Ook in privébezit wordt eenzelfde paneeltje bewaard, en ook dit is gedateerd 1887. Dit doet vermoeden dat de Schampheleer een koffertje of kistje met zich meedroeg, waarin hij deze paneeltjes – die hij vermoedelijk in Brussel op maat liet maken – mee nam. Wanneer tijdens zijn wandeltochten doorheen het Genkse landschap de inspiratie zich van hem meester maakte, zette hij zich aan het werk.

De locaties van de twee werkjes uit 1887 liggen een stevige wandeling uit elkaar. Op het ene paneeltje, bewaard in de museumcollectie, zien we een sluisje in de Stiemervallei, in de omgeving van de Kuilen waar enkele koeien hun dorst lessen in de beek. Het andere paneeltje plaatst hem nabij het dorpscentrum (op de achterzijde schreef hij ook “village de Genck”), in de omgeving van de Schabartstraat, nabij de toenmalige windmolen. Met de kerktoren rechts, die zich deels lijkt te verstoppen achter de helling, zien we aan de linkerkant twee figuren de weg omhoog wandelen. Eentje van hen lijkt een houthakkersbijl te dragen.

Het andere werkje uit 1889 toont eveneens de Sint-Martinuskerk van Genk badend in de zomerzon, maar dan gezien vanaf de andere zijde. Hier zien we de groene weides aan de oevers van de Dorpsbeek, waar een koehoedster haar koeien laat grazen.

Edmond de Schampheleer toonde zich in zijn tijd als kunstenaar vooral met grote, vaak monumentale doeken, altijd in een realistische stijl. Deze drie olieverfschetsen laten een andere zijde van zijn kunstenaarschap zien en tonen het meesterschap waarmee hij in korte tijd, met enkele snelle penseelstreken, de sfeer, het licht en de Genkse horizon weet vast te leggen