#50 - "Zoo een schat van geschiedenis"!

Hét meesterwerk uit de collectie van het Emile Van Dorenmuseum is misschien wel het monumentale doek uit 1891 van de hand van Joseph Coosemans (1828-1904) waarop de weidse Molenvijver afgebeeld staat, met aan de horizon het centrum van het Kempendorpje Genck.

Dit werk belandde via een aankoop terug in Genk.
Het begon allemaal met een brief aan het gemeentebestuur van Genk vanuit Brussel, gedateerd 18 augustus 1946. De schrijver was de eigenaar van het werk zelf.

Daar ik zinnens ben dit meesterwerk te verkopen richt ik me in de eerste plaats tot U daar het vooral Uw gemeente aanbelangt door het feit dat ze de moerassen van Genck voorstelt.

Voor advies riep het gemeentebestuur de hulp in van Armand Maclot. Hij kende, als leerling van Coosemans, uiteraard zijn werk als geen ander. Zonder het werk gezien te hebben liet Maclot alvast weten dat een aankoop van dit werk voor Genk een goede zaak zou zijn, “niet alleen kostbaar (…) op kunstgebied, maar ook nog op archeologisch en op geschiedenisgebied.

Om een gedegen advies te kunnen geven, wilde Maclot graag het doek zelf zien. Hij stelde voor de verkoper te vragen het werk naar Genk te sturen. Dit zou toelaten dat zowel hijzelf als het voltallig gemeentebestuur konden oordelen over een eventuele aankoop. De grootte van het werk (2,50 meter op 1,50 meter) en massief zware kader lieten dit hoogst waarschijnlijk niet toe, want op 20 november 1946 bracht Maclot uitgebreid verslag uit aan het gemeentebestuur van een bezoek aan Brussel.

Het is een echte Coosemans. Men hoeft zelf het handteeken niet daarom te bezien. En van de beste periode: 1891. Het verbeeldt de Molenweyer zoo als hij er uitzag in den goeden tijd.
[…] Men ziet de kerk in de verte, en de omliggende heuvels. Men ziet er de gemeentemolen op, en eenige oude huizen die nu verdwenen zijn. En verder de heuvels tot voorbij de ‘Peerdskuylen’. Op het voorplan ziet men verscheidene koeien die in de moerasachtige plassen aan ’t grazen zijn. Daarbij verschillige boeren en vrouwtjes die de beesten bewaken. Ook de oude kam die de visschen beletten langs de beek te ontsnappen. Ik heb dien kam nog gekend in ’t jaar 1905 vóór de gemeente-ingenieurs de Molenweyer begonnen te ‘urbaniseren’.
In die tijd wierd het riet regelmatig gekapt door de boeren menschen om hunne daken te repareeren, en dat kon men zien op deze schilderij. Men ziet veel meer water dan nu. Volgens de kleur van het riet schijnt de schilderij in het voorjaar geschilderd te zijn. Want het riet ziet er dor uit. Eenige sombere wolken hangen over het panorama en geven een goeden indruk van het tafereel. Echt Kempisch. Echt Genck."

En zijn besluit was duidelijk:

Mijn gedacht is dat het eene goede schilderij van Coosemans is, eerlijk werk, en dat een volledig idee geeft van de goeden tijd toen de schilders naar Genck stroomden. Van historisch standpunt gekeken en voor onze nakomers is het uitstekend om te zien hoe het er hier vroeger uitzag. En later zullen onze nakomelingen dankbaar zijn aan het gemeentebestuur dat verstandig genoeg is geweest om zoo een schat van geschiedenis voor hun te bewaren.”

Het positieve advies van Maclot leidde echter niet tot een aankoop.
Hoe belandde het dan uiteindelijk toch in Genk. In 1972 werd hetzelfde doek opnieuw aangeboden aan het gemeentebestuur – dit keer door een handelaar en met bemiddeling van de provinciegouverneur. Willy Minders, op zijn beurt een leerling van Armand Maclot, werd deze keer aangezocht advies uit te brengen.
Deze keer wel met positief gevolg: het gemeentebestuur kocht het doek aan, waarna het eerst in het gemeentehuis terecht kwam, om daarna in bruikleen jarenlang een plek te krijgen in het Sint-Jansziekenhuis.
Sinds 2010 heeft het werk een nieuw onderkomen: in het Emile Van Dorenmuseum. Hier kreeg het prominente plek in het voormalige schildersatelier waar het herinnert aan hoe de Molenvijver – op een boogscheut van de plek waar het nu hangt – er meer zo’n honderddertig jaar geleden uitzag.