#49 - De ideale hoeve

Charles Wellens (1889-1958) is bekend als schilder van de Kempische hoeve. Zijn interesse en liefde voor de Kempen, zijn bewoners en zijn landschap ontstonden al tijdens zijn jonge jaren: hij groeide op in Lummen waar de omgeving bezaaid was met vennen, moerassen, duinen en heide. Zijn gedetailleerde interieurzichten nemen je mee terug naar vervlogen tijden. Zijn landschappen en Kempische boerderijen tonen zichten die vandaag definitief tot het verleden behoren.

In ‘De ziel van mijn schoon Kempenland’ schreef Wellens zijn herinneringen neer en geeft hij aan waarom de Kempen een leven lang zijn grootste inspiratiebron bleef:

Als Kempenaar van oude stam, heb ik steeds mijn klein vaderland met een hartstochtelijke innigheid liefgehad. Onverdroten doorkruiste ik zowel mijn zandige wegen als zijn eenzame moerassen en ben ik doordrongen in zijn meest ontoegankelijke stulpen. Indien ik er enige fierheid over gevoel, dan is het omdat deze arme en onvruchtbare grond, met zijn droefgeestige ziel, de hartstocht van mijn leven is geweest.
Dank zij het welwillend onthaal dat ik steeds vond bij de boeren, heb ik in mijn doeken onschatbare documenten over zijn voor immer verdwenen beschaving kunnen vastleggen.

In de collectie van het Emile Van Dorenmuseum bewaren we een zicht op het Kozenhuisje, de kleine lemen boerderij die op een boogscheut lag van villa Le Coin Perdu. Het meest indrukwekkende werk dat Wellens naliet is het Panorama der Kempen, een 360°-zicht op het Kempische landschap, dat permanent opgesteld is in de Lietenberg in Zutendaal.

De bekendste realisatie van Wellens is misschien wel de hoeve in Openluchtmuseum Bokrijk die nog steeds zijn naam draagt. Door zijn uitgesproken liefde voor en kennis van de Kempische geschiedenis werd hij gevraagd om het museum mee vorm te geven.
Het idee voor een museum ontstond al in de jaren voor de Tweede Wereldoorlog, maar werd erna pas realiteit. Een belangrijke stap werd gezet in 1952 toen een delegatie vanuit de provincie Limburg, met o.a. gouverneur Roppe en ook Charles Wellens, het openluchtmuseum in Arnhem een bezoek bracht. En niet veel later werd alles in gereedheid gebracht om ook op het provinciale domein in Bokrijk een openluchtmuseum uit te bouwen.

De eerste hoeve die naar Bokrijk verhuisde was de Lummense hoeve Engelen. Deze boerderij had Wellens in zijn oorspronkelijke context geschilderd in 1951, maar stond nu leeg en kon aangekocht worden. Klaar voor de verhuis naar Genk.
De reconstructie van de oude hoeve in Bokrijk werd door Wellens zelf in goede banen geleid. Hij reconstrueerde de hoeve er naar eigen inzicht. Zo spiegelde hij het grondplan, voegde een hondenrad toe aan de buitengevel en verving het originele pannendak door een rieten dak. De plaatsing van de hoeve op het domein stemde hij af op de ligging van het kasteel
Bij de plechtige inhuldiging in september 1953 kreeg hoeve Engelen officieel de naam Wellenshoeve.
Op 12 april 1958, enkele maanden voor de dood van Wellens, opende Openluchtmuseum Bokrijk – ondertussen verder uitgebouwd met tal van Kempische relicten – zijn deuren en Wellens kreeg de titel van ere-conservator. De verdere uitbouw van het openluchtmuseum was ondertussen al vele jaren in handen van conservator Jozef Weyns, die het museum verder uitbouwen zoals we het vandaag allemaal kennen.

Met de Wellenshoeve creëerde Charles Wellens zijn ideaalbeeld van een Kempische hoeve. Hij zou ze zelf verschillende keren schilderen. En ook tal van zijn leerlingen nam hij mee naar Bokrijk om de hoeve op doek te vereeuwigden.

Foto's:

  • Het Kozenhuisje in Genk door Charles Wellens (collectie Emile Van Dorenmuseum, Genk);
  • Wellenshoeve door Charles Wellens (privécollectie);
  • Enkele leerlingen van Charles Wellens schilderend aan de Wellenshoeve in OpenluchtmuseumBokrijk.