#36 - "Si beau!"

Het verhaal van Genk als station d’artistes is veelal een verhaal van kunstenaars die kwamen, een tijd op hotel bleven, schilderden en weer gingen. Vaak keerden ze daarna nog terug en brachten soms een bevriend kunstenaar mee, of een leerling. En zo is het dat we vandaag ruim over de driehonderd kunstenaars kunnen toewijzen aan het kunstenaarsoord Genk.
Een van de kunstenaars die heel wat jonge leerlingen de weg wees naar Genk is Evariste Carpentier, die vanaf 1897 leraar is aan de Luikse Academie en zijn studenten vertelde: “Il est si beau à Genck”.
Dat hij deze woorden uitsprak weten we dankzij Valerie Pholien (1873-1961), een leerling van hem. Of in ieder geval dankzij een kleindochter van haar die zich de verhalen van haar grootmoeder levendig herinnerde.

Valerie Pholien arriveerde ergens in de beginjaren van de twintigste eeuw voor het eerst in Genk. Ze logeerde “In den Ouden Tijd”, waar de prijzen niet zo hoog lagen als in een aantal andere hotels.
Op een dag was ze aan het schilderen aan de Molenvijvers. Plots zag ze daar, in haar ooghoek, “un beau chasseur” opdoemen. Hij wandelde haar kant op en sprak haar aan. Zijn naam was Alfred Gilkens, zoon van de uitbaters van Hôtel de la Cloche. Het verwonderde haar dat hij zo goed Frans sprak, maar later begreep ze dat dit kwam door het feit dat het hotel van zijn ouders sinds lang de trefplaats was voor de vele Franstalige schilders die Genk al decennia lang opzochten.
De volgende dag trok Valerie naar dezelfde plek om verder te werken aan het schilderij dat ze er begonnen was en opnieuw daagde de knappe jager op. En de derde dag gebeurde hetzelfde. Valerie kon alleen maar zeggen: "Monsieur, si vos attentions sont serieuses, adressez à mes parents".
Zo geschiedde en op 18 februari 1903 trouwde ze. Het jonge echtpaar ging wonen in het hotel, waar het feest ook doorgegaan was. Op de huwelijksfoto zien we het bruidspaar en hun familie poseren voor het hotel. Je ziet nog net het begin van de letters ‘Vve J. Gilkens-Remans’ tegen de gevel staan.

Deze verwijzen naar Hubertine Gilkens-Remans, haar schoonmoeder. Ze bestierde het hotel al enkele decennia en zette haar kersverse schoondochter onmiddellijk aan de slag in de keuken. Het keukenwerk was hard labeur. Van schilderen kwam niet veel meer in huis. Het schilderij waaraan ze werkte toen ze Alfred Gilkens voor de eerste maal ontmoette wordt nog steeds in de familie bewaard. Maar het is nooit helemaal voltooid.

Er zijn dan ook niet zoveel werken van haar hand bekend. Het Emile Van Dorenmuseum bewaart de grootste collectie van haar hand. Een vroeg schilderijtje toont 'Le vieux Cops', een oude man, zittend in een boereninterieur. De oude man lijkt te slapen. Hij zit in het nogal donkere interieur van zijn hoeve. Alleen al de klederdracht verraden dat we naar een Kempenaar kijken, met rode sjaal en klompen.

Ook haar laatste werkje - een vaas met bloeiende hortensia's - dat ze schilderde na haar pensioen, zit dankzij een schenking van haar achterkleindochters in de museumcollectie.Ook bewaren we enkele porseleinen objecten (waaronder een juwelenkistje en dienplateau) die ze als 17 jarige beschilderde en steeds in familiebezit gekoesterd werden. Daarnaast zijn er verspreid nog enkele werken in familiebezit en bewaart ook de collectie van La Boverie in Luik nog enkele vroege werken van haar hand.