#26 - Vervlogen landschap

Een zwart-wit foto, gemaakt door bioloog Jean Massart (1865-1925) voor zijn publicatie 'Les aspects de la végétation en Belgique', toont een weids zicht op de Stiemervallei. Zo ver als het oog reiken kan zien we vooral struikheide, dennenbomen en jeneverbesstruiken. Maar aan de horizon, voor wie goed kijkt, zie je iets dat nooit eerder in dit landschap - dat eeuwen lang onveranderd bleef - te zien was. De datering van de foto, 14 juli 1911, maakt onmiddellijk duidelijk wat je er ziet.

In de nacht van 1 op 2 augustus 1901 boorde André Dumont in As voor het eerst de steenkoollaag in de Limburgse ondergrond aan. En nu, tien jaar later, waren de eerste sporen van de ontwikkeling van de steenkoolindustrie duidelijk zichtbaar. Op deze foto kijken we naar de kiem van de steenkoolmijn van Winterslag. We zien de silhouetten van de afdiepingstorens, van waaruit men de schachten uitdiepten tot de kolenlagen. Op de plek waar deze torens stonden, plaatste men niet zo heel veel later de schachtbokken, die vandaag nog steeds op diezelfde plek het plein van C-mine domineren. In 1917 ging Winterslag, als eerste mijn in het Kempische bekken, in productie.

In het Emile Van Dorenmuseum brengen we deze foto graag in dialoog met een tekening van Armand Maclot uit hetzelfde jaar, 1911. Het is een eenvoudige potloodtekening, afkomstig uit een schetsboek. Hij maakte een snelle schets van de mijnindustrie. Niet zoals ze op dat moment was, maar zoals hij deze zich voorstelde. De foto van Massart laat zien: de impact van de steenkoolindustrie op het landschap was in 1911 nog beperkt, maar Maclot probeerde zich, al schetsend, in te beelden wat de toekomst brengen zou. En hij vond daarvoor inspiratie in het Waalse steenkoolbekken, waar de steenkoolindustrie hand in hand ging met de staalindustrie. En zijn toekomstbeeld voor zijn geliefde Genk was nogal somber. Te meer als je weet dat hij met het onderschrift 'Genck villegiature' verwees naar dat landelijke Genk waar honderden schilders en toeristen naar toe kwamen, op zoek naar schoonheid en rust.

Het is dan ook niet zo vreemd voor te stellen dat Armand Maclot, zelfs meer nog dan zijn collega-landschapschilder Emile Van Doren, een groot voorvechter werd voor landschapsbehoud in Genk. Maclot zag hiervoor een groot heil in het toerisme en richtte mee de eerste toeristisch dienst, het toenmalige VVV (vandaag Visit Genk) op. Hij geloofde er namelijk rotsvast in dat door het landschap als een toeristische troef uit te spelen je beleidsmakers kon overtuigen dat landschapsbehoud noodzakelijk was. Want zonder dit landschap geen toeristen. En deze gedachte is niet zo vreemd klinkt ons verrassend hedendaags in de oren en wordt bijvoorbeeld door Nationaal Park Hoge Kempen nog dagdagelijks in de praktijk gebracht, met o.a. de toegangspoorten (zoals in Genk Cosmodrome - Kattevennen) die de bezoekers wegwijs maken in een uniek en bijzonder landschap.

Ben je nu nieuwsgierig te weten hoe het landschap dat Massart fotografeerde er vandaag uitziet? Neem dan een kijkje op deze websiteRrecollecting Landscapes!

Doordat Jean Massart de lengte- en breedtegraad noteerde bij al zijn foto's die hij voor deze reeks maakte, is het perfect mogelijk dezelfde plek terug op te zoeken. En verschillende fotograferen hebben die, in opdracht van de Universiteit Gent, ook gedaan. En je zal zien, het landschap is amper nog te herkennen, wanneer je beseft dat je midden in de woonwijk aan de Nieuwe Kuilenweg staat.
Wij nemen hier alvast de foto gemaakt door Georges Charlier in 1980 (©Georges Charlier en Plantentuin Meise) over van de website.

Foto's:

  • Bruyères et vallée du Stiemerbeek, entre Kuylen et Winterslag (Genck), gemaakt door Jean Massart op 14 juli 1911, uit de reeks foto's die hij maakte voor 'Les aspects de la végétation en Belgique'.
  • Foto van Georges Charlier, zoals gepubliceerd op www.recollectinglandscapes.be. Deze foto is op dezelfde plek gemaakt als de foto die Jean Massart in 1911 maakte.
    © Georges Charlier en Plantentuin Meise.
  • Tekening door Armand Maclot uit 1911 (collectie Emile Van Dorenmuseum, Genk).