#14 - Bij Marie van Mengske

Deze kleine aquarel van de hand van Armand Maclot (1877-1959) toont het dorpscentrum van Genk anno 1921. Enkel de gebouwen links zijn vandaag nog op dezelfde plek terug te vinden, met vooraan het pand waar vandaag het Bierpunt ondergebracht is (en voorheen Gangista zat). De kiosk is er ook nog, maar staat vandaag aan het minigolfterrein van Cosmodrome - Kattevennen.

Armand Maclot kwam voor het eerst in 1899 naar Genk. Hij herinnerde zich vele jaren later nog hoe het was in het Kempendorp van de trein te stappen en vandaar het centrum binnen te wandelen.

“Om in het dorp te komen moest ik door de Statiestraat en dat was een verrukking. Ik voelde mij zo verre, verre van de grote stad. Een ‘kassei’ ongeveer drie meter breed, met langs weerszijden een strook gedamde grond en dan berkenbomen, oude berken; daarachter oude huizen, sommige nog wel in witgekalkt leem: een echte expositiestraat, moest men die nu heroprichten als Oude Kempen […] Het tweede wat mij opviel was een pastoor die op straat een sigaar rookte; dat had ik nog nooit gezien, behalve in Spanje. Ik dacht dat het hier wel een aartsvaderlijk land moest zijn. Het derde was de reuk van de rook die uit de schouwen kwam en die wel enigszins te vergelijken was met de reuk van olijfhout, dat men in Afrika brandt, nochtans niet zo fijngeurig, want hier werd er meestal dennenhout gebrand in de haard. […]
Het scheen me dat ik heel verre, ergens in een onbekend land zat.”

Maclot bouwde in 1911 villa Maison Blanche aan de oevers van de Molenvijver en maakte dan voorgoed van Genk zijn thuis. Maar ook in de jaren daarvoor was hij vaak in Genk terug te vinden en was hij een vaste klant bij het café-logement van Marie van Mengske, beter bekend als Merieës. Het was dé trefplaats van alle medestudenten van Maclot in de landschapsklas van Joseph Coosemans, en een goedkoper alternatief dan bijvoorbeeld Hôtel de la Cloche en Hôtel des Artistes. Het logement lag vlakbij de kerk. Van dit drukbezochte café-logement is de gevel met opschrift vereeuwigd op een postkaart. En voor het interieur en de sfeer die er heerste kunnen we teruggrijpen naar een getuigenis van Maclot zelf. Het was :

"een ouderwets café, met de keuken er neven. Achter het café een gezellige eetkamer, dat vol hing met schetsen en schilderijtjes van de ’mannen van de landschapsklas’. Daar werden pijpen gerookt en daar werd over kunst gediscussieerd dat de stukken er afvlogen. Dat waren de gelukkige jaren. De logeerkamers waren nogal ruim, maar heel eenvoudig; het bed was goed en alles werd zo zorgvuldig gepoetst en onderhouden dat het ons daar allerbest beviel. Het eten was goed gereed gemaakt, kortom, we waren er verzorgd als ‘kinderen van den huize’. Marie was een door en door eerlijk mens, een ware moeder voor haar gasten. En we betaalden 2,25 fr. per dag, later 2,50 fr. Voor kost en inwoon."

Destijds moet de eenvoud van dit verblijf een bijzondere charme uitgeoefend hebben op Maclot, de stedeling van gegoede Antwerpse burgerij, die in het verre Genk het pittoreske karakter van het rurale landschap zocht.