n Genk is Armand Maclot (1877-1959) zeker geen onbekende, al was het door de straat die zijn naam draagt (en die niet zover ligt van waar hij het grootste deel van zijn leven woonde).
Geboren en getogen in Antwerpen trok hij als student van Joseph Coosemans aan het Nationaal Hoger Instituut voor Schone Kunsten voor het eerst op schilderstocht naar de Limburgse Kempen, een uitstap die de rest van zijn leven zou bepalen, zo schreef hij zelf neer:
"In maart 1899 kwam ik te Genck aan met het bommeltreintje van Hasselt. Van uit de statie zag ik al de Molenweier, die heel bloot, met zijn dor riet, tussen de zandduinen en heide lag. En dat heeft mij voor altijd aan Genck gebonden. Die plas moest en zou ik schilderen.
... Genck was een land van belofte. Het was een hemel voor schilders. Allen waren ze verrukt bij het aanschouwen van dat kalme, halve wilde en zo kleurrijke landschap. Van 't ogenblik dat men buiten kwam, had men al een schilderij voor ogen. Het krioelden er van de motieven. Langs alle kanten zag men kleine meisjes op klompen de beesten hoeden in de weiden en langs de grachten, sommigen nog wel met een mutsje op het hoofd en alle onveranderlijk met het breiwerk in de handen."
Maclot was een begenadigd landschapschilder, maar ook een bijzonder goed portrettist en tekenaar. Dit laten de vele zelfportretten die hij naliet onmiskenbaar zien. We tonen hier drie tekeningen uit enkele schetsboeken waarin hij zijn tekentalent en ook zijn talent als karikaturist laat zien. Ze geven ook een inkijk in zijn karakter, een combinatie van de nodige ernst met een schalks gevoel voor humor.