#04 - Lente in Gen(c)k!

Dit frisgroene landschap onder een hemelsblauwe lucht is gemaakt door Joseph Coosemans (1828-1904) en draagt, weinig verrassend, de titel ‘Printemps à Genck’ (Lente in Genk). Deze titel staat op een klein etiketje op de achterzijde van het werk, geschreven door de dochter van de kunstenaar. Het werk toont vermoedelijk de Stiemerbeek, met rechts de zanderige duinen van Winterslag. De herderin en haar koeien wandelen richting de Kuilen en het centrum van Genk.

Joseph Coosemans kreeg al bij leven de titel ‘chef de l’école de Genck’. Hij ontdekte Genk en zijn landschap vermoedelijk in 1874, het jaar dat de trein er voor het eerst halt hield. Hij zou een van de meest trouwe bezoekers blijven van het Kempendorp, met Hôtel de la Cloche als vaste stek. Hij vertoefde er vaak in het gezelschap van bevriende kunstenaars als Alphonse Asselbergs, Théodore Tscharner en Louise Héger. Vele tientallen werken maakte hij in Genk, maar ook in de ruime omgeving, in Diepenbeek, As, Niel en verder door naar Kinrooi en Molenbeersel.

In 1887 werd Coosemans professor van de landschapsklas aan het Nationaal Hoger Instituut voor Schone Kunsten in Antwerpen. Het is vanuit deze functie dat hij een hele nieuwe generatie vertrouwd maakte met het Genkse landschap. Onder hen Edmond Verstraeten, Emmanuel Viérin, Alphonse de Clercq, Florimond de Caillie en Jos de Mey.
Zijn bekendste leerling, zeker voor Genk, is Antwerpenaar Armand Maclot die er in 1899 voor het eerst van de trein stapte en meteen verkocht was. In 1911 verhuisde hij en zijn echtgenote naar Maison Blanche, langs de weg op Gelieren (vandaag Molenstraat), met de Molenvijver als voortuin en Emile Van Doren als overbuur.